Het panorama van Nerja 2

Het is eind februari, dus niet al te druk. Wandelend door de smalle straatjes, deels voetgangersgebied, deels eenrichtingsverkeer, met cafés, restaurantjes en winkeltjes, waar het aanbod vooral lijkt aangepast aan de wensen van de toerist, kom ik uit bij het Plaza Cavana. Een tapasbar, een bankfiliaal, een makelaarskantoor, terrasjes. Diagonaal gelegd patroon van rode, witte, grijze en groene tegels. Bomen, bankjes. Aan dit uiteinde van het plein bevindt zich de Iglesia El Savador, een wit Barok kerkje uit de zeventiende eeuw met een kleine klokkentoren. Aardig tegeltableau in blauw en geel boven de ingang, de kleuren trekken de aandacht. Ik vraag me af wat het precies voorstelt. Jezusfiguur denkelijk, omringd door vijf volgelingen. Twee mannen naast hem – Petrus en Paulus? Een man en twee vrouwen onder op de voorgrond lijken te leunen tegen een rots. Op de achtergrond lijkt de zee te zien, blauwe cumuluswolkjes erboven; het geel suggereert strand, maar Jezus en de twee hem flankerende mannen zweven ervoor, op witte wolkjes. Ervoor, erboven… Falend perspectief, falend referentiekader.

Een toeristisch treintje staat stil achter een auto die de smalle doorgang belemmerd. Getoeter, geroep. Aan het andere uiteinde van het plein zie ik een kleine galerij waarachter de kust zichtbaar is.

Nerja 2 1

Ik wandel het plein over. En daar, rechts aan het andere uiteinde, strekt het Plaza de Balcón de Europa zich uit. Een rechthoek, zo’n tachtig meter lang misschien, uitmondend in het cirkelvormige balkon zelf; het geheel heeft ongeveer de vorm van een flessenopener. Een brede middenbaan, belegd met dezelfde rode, groene, witte en grijze tegels, nu in lijnen  parallel aan de zijden van het plein, omzoomd door palmen in rechthoekige perken; bankjes en lantaarnpalen.

Het uitzicht is inderdaad fraai. Links, in oostelijke richting, de baaien en kliffen van Maro-Cerro Gordo, waar de uitlopers van de bergen steil in de zee uitmonden. Het natuurpark de Sierras de Tejeda, Almijara y Alhama stekt zich hier uit van Nerja tot La Herradura, zo’n tien kilometer verder naar het oosten; het is een speciaal beschermd gebied met interessante geologische formaties en een rijke biodiversiteit. Beneden mij ligt een klein strand in de inham, het Playa Calahonda, dat al snel eindigt in rotsblokken en begrensd wordt door een steile wand waarboven de witte huizen van Nerja, aan de rand van de kliffen. Op het kaartje van de receptioniste lijkt het allemaal één groot strand, maar een lange wandeling langs het water zit er niet in. Rechts is de kust lager en minder steil; beneden het kleine zandstrand Playa El Salón, daarachter een tweede strand in een inham en een lage kaap.

Nerja 2 2

Een jongetje draait aan een van de opgestelde telescopen, maar driehonderdzestig graden draaien lukt niet. Een vrouw met een baby neemt schrijlings plaats op een van de twee roestige kanonnen en laat zich glimlachend fotograferen door haar  vermoedelijke echtgenoot, de vermeende vader. Twee jongetjes op skateboarden testen onvermoeibaar hun vaardigheden in sprongen vanaf de twee gestapelde marmeren schijven, de bovenste iets kleiner dan de onderste, op de plek waar het gat van de flessenopener zich had kunnen bevinden.

Een paar meter verder staat een standbeeld van koning Alfonso XII, die hier op 12 januari 1885 een bezoek bracht en de naam Balcón de Europa bedacht – althans volgens een plaquette in het trottoir. In een nonchalante pose, de benen licht gekruist zoals Settembrini bij zijn eerste verschijnen in De Toverberg, staat hij, gekleed in pantalon en strak jasje, leunend met één hand op de balustrade. Het laatste jaar van zijn regeerperiode, overigens. Slachtoffer,- niet van de tuberculose, maar van de cholera…

Het balkon is gebouwd op een natuurlijk klif. Het water ligt zo’n vijfentwintig meter beneden; daar zijn nog brokstukken en restanten te zien van de beschieting door de Britten in 1812 van La Batería, zoals het gebied hier in die tijd genoemd werd, in de Spaanse onafhankelijkheidsoorlog. In december 1884 werd een groot deel van Nerja vernield door een aardbeving.

Nerja 2 3

Ik drink koffie op het terras op de westelijke punt en maak ruzie met een ober over het wisselgeld. Ik beslis graag zélf over mijn fooi, roep ik hem geïrriteerd na, als hij met een zwierig gebaar en een joyeuze uitroep de rekening en het bankbiljet aanneemt, om vervolgens elders een bestelling te gaan opnemen. Maar hij reageert niet en ik loop hem achterna. One moment, please?  En dan gaat hij binnen in het restaurant wisselgeld halen en biedt het mij bij terugkomst ironisch aan op een dienblad, dat hij hoog ophoudt en mij nog net niet tegen de borst duwt.

‘Adios!’

‘Adios!’

Sarcastische afscheidsgroeten.

In de namiddag wandel ik door de Calle Hernando de Carabeo, een smal straatje omzoomd met witte huizen, smeedijzeren traliewerk voor toegangspoortjes naar bloemrijke patio’s, smeedijzeren traliewerk voor de ramen, gelakte bruine houten luiken ernaast en ik kom uit bij het Playa Carabeo. Een aardig balkon boven het strand, kleiner en eenvoudiger dan het Balcón de Europa. Ook hier een kanon. Een keramisch mozaïek in wit met een anker. Het is een klein strand en het uitzicht aan weerszijden hierboven is beperkt. Witte balustrade, met blauwe motieven,- hetzelfde blauw als de verf op sommige kozijnen in de straat. Palmbomen. Witte villa’s met terrassen en balkons aan de rand van de kliffen, de tuinen veelal afgesloten met hekken. Aan de landzijde hier en daar appartementenblokken van vier, vijf verdiepingen, met parkeerplaatsen vol auto’s en afvalcontainers aan de straat. Maar de schade valt mee en de gigantische appartementenblokken uit de echte toeristensteden, zoals Torremolinos, zie ik hier niet.

Verder naar het oosten ligt het grootste strand van Nerja, het Playa Burriana, met meer restaurantjes en winkeltjes. Het heeft een Blue Flag gekregen in 2006, net als het Playa Torrecilla, aan de westkant van de stad. Elke inham heeft hier een naam… Playa Caletilla heet het kleine strandje voor het Hotel Balcon de Europa, Playa El Chorillo, Playa El Chucho; maar er zijn ook grotere stranden, het Playa El Playazo aan de westkant is zo’n twee kilometer lang. Zestien kilometer kust, dertien kilometer strand.

Nerja 2 4

Ik wandel terug. Nog even naar het Balcón. Een vrouw op blote voeten voert vijf straatkatten. ‘Mijn vriendjes,’ zegt ze tegen niemand in het bijzonder. Het is stiller nu. De zon gaat onder boven de zee; witte schittering op het water langs de kust voor me, okergele strepen in de hemel, een fel verlichte wolkenrand.

Balcón de Europa… De naam, in al zijn blufferige grootspraak,  heeft me verleid en is blijven hangen, in de wazige caleidoscoop van anticiperende ideeën en beelden – wat verwachtte ik? Het uitzicht is wel fraai maar te lieflijk naar mijn smaak. En het Balcón zelf is té mooi: al te kunstmatig, al te opzichtig geconstrueerd podium voor het panorama. Mijn nieuwsgierigheid is bevredigd, maar tevreden ben ik niet. Ik zoek iets anders. Wat?

Europa is hier niet te zien, dit is Europa niet. Europa, dat is Barcelona misschien, Madrid of Sevilla zelfs. Europa, dat zijn de Cordilleras Béticas, de Spaanse hoogvlakte, de Sierra Nevada. Europa, dat is het gehele schiereiland, Noordwestelijk deel van de Euraziatische landmassa, van de bergachtige gebieden in het zuiden tot de noordelijke laagvlaktes; dat zijn de bergketens, de rivieren, de steden… En om dat te zien moet je misschien staan aan de Bosporus, of de straat van Gibraltar, maar niet hier. Je zou moeten zweven boven de gebergtes, de vlakte, de wateren – boven de Middellandse Zee, als een geest… – De fraaiste panorama’s ontrollen zich in de verbeelding.

‘s Avonds in het hotel lees ik wat. Reisgids, internetsites, History of Spain. En ik kijk op internet een stukje van Verana Azul, Blauwe Zomer, een serie uit de jaren tachtig van de vorige eeuw die in Nerja en omgeving opgenomen is. Een serie die zeer populair geweest schijnt te zijn en nog steeds elk jaar herhaald wordt. Op een van de websites wordt beweerd dat de serie het Spaanse gevoel van identiteit verstevigt… Dat zou knap zijn. Een groepje kinderen viert vakantie aan de kust en ontmoet een schilderes, Julia, en een oude wijze zeeman die woont in een boot op een heuveltop. Dat laatste kan ik wel waarderen, ook ziet Julia er redelijk aantrekkelijk uit en het Balcón verschijnt al binnen enkele minuten in beeld. Julia loopt hard, ze is aan het joggen in een tamelijk parmantige stijl en drie van de kinderen rennen achter haar aan. Ze vallen neer op het strand, één van de stranden, dat verschijnt in typische jaren tachtig kleur en dan valt het al niet meer aan te zien.

Ergens anders heb ik gelezen dat ook een scene uit The Last Run, 1971, in Nerja is gedraaid, al moet het dan een Portugees vissersdorp voorstellen. En inderdaad, George C. Scott sleutelt eerst met liefde aan zijn 1956 BMW 503 Cabriolet en even later is zijn stoere kop te zien boven de cabriolet waarin hij minutenlang in een testrit, slippend en schakelend, bochten afsnijdend een overigens geheel verlaten kustweg afrijdt. Thuisgekomen, gaat hij op bed liggen en draait aan zijn trouwring. Volgende scene: George aan het strand, vissersboot komt aan.

‘Good catch?’

‘No, it’s a North wind.’

‘If it isn’t the wind, it’s the temperature. If it isn’t the temperature, it’s the moon. All three are never right.’

Dat is dan ook wel weer voldoende.

Nerja 2 5

De volgende ochtend vertrek ik van de Avenida Pescia naar Almería, om mijn tocht langs de kust voort te zetten. Van het ‘carnaval’ krijg ik niets te zien; ook de dag van Andalucia verschijnt niet ten tonele. Althans niet binnen mijn blikveld. De Cuevas de Nerja, de druipsteengrotten waar twintigduizend jaar oude muurschilderingen zijn ontdekt, laat ik aan mij voorbijgaan – een beetje jammer, maar selectie is noodzakelijk.

En het dakterras, waar ik volgens de receptioniste een aardig uitzicht over Nerja had kunnen aanschouwen, ben ik vergeten.

Het panorama van Nerja 1

 

Er kunnen veel motieven zijn om te reizen als niets of niemand je daartoe dwingt. Je kunt reizen uit innerlijke onrust, om te ontsnappen aan de verveling van het alledaagse, om andere mensen te ontmoeten, andere culturen te leren kennen, andere steden, andere landschappen. Je kunt reizen om eens lekker exotisch te eten en te drinken. Om te genieten van een ander, zonniger klimaat. Uit zucht naar avontuur, om nieuwe ervaringen op te doen, confrontaties aan te gaan. Om iets te leren, over de wereld om je heen en over jezelf. En natuurlijk kunnen je motieven ook een individuele mix zijn van dat alles.

Ik reis hier vooral uit nieuwsgierigheid en om te kijken. Kijken en zien, leren en weten – ervaren.

De weg van Granada naar de kust voert in zuidelijke richting, langs de westelijke voet van de Sierra Nevada, door de Lecrin vallei – een pasillo in het zuidelijkste deel van de Cordilleras Béticas: de Cordillera Penibética. Dit gebergte strekt zich uit langs de kust, in een grote boog van Cádiz naar Cartagena en Murcia, om zich verder onder zee naar de Balearen voort te zetten. De bergketens vormen geen doorlopende barrière, maar zijn hier en daar onderbroken; de Lecrin-vallei waar we nu doorheen rijden is een van de doorgangen. De hemel deze donderdagochtend is helder blauw; alleen boven de toppen van de Sierra Nevada drijven wat wolken.

Zeventien steden en dorpen liggen verspreid in de vallei, waaronder  twee iets grotere stadjes, Dúrcal en Padul, die we nog voor elf uur passeren; maar we stoppen niet. Al van oudsher is dit een landbouwgebied waar citrusvruchten verbouwd worden, olijven, amandelen, druiven. Smeltwater van de Sierra Nevada zorgt voor de irrigatie. Een deel wordt opgevangen in het stuwmeer Embalse de Beznar, waarvan het water hoofdzakelijk wordt geleverd door de Izbor, een zijrivier van de Guadalfeo. Veel van de stuwmeren zijn aangelegd in de tijd van Franco, maar ook enkele van de oudste Europese dammen, al in gebruik sinds de tweede eeuw, liggen in Spanje. Er zijn zo’n twaalfhonderd stuwmeren, waarmee Spanje koploper in Europa is. Droogte is een terugkerend probleem; de woestijn rukt op. Maar hier niet.

Nerja 1.1

Het is een uur of elf als we het punt passeren waar de twee rivieren samenvloeien. Na een sober ontbijt, bestaande uit twee cafés con leche in een cafetaría aan het Plaza Nueva in Granada, heb ik deze ochtend een lokale bus naar het busstation genomen om vervolgens om kwart over tien te vertrekken met de ALSA-bus naar Nerja. Granada vormde een onderbreking van mijn reis langs de kust, zoals Sevilla een alternatieve excursie was aan de Costa de la Luz. Ik luister met een half oor naar muziek en noteer af en toe wat in een notitieboekje.

Ik zie het landschap aan mij voorbij glijden: een continu routepanorama. Ik kijk. Ik zie. – Maar wat? De weg, dorpjes, bergen, water, bomen, het land. Terrassen op een helling, struikgewas, de vangrail, bruggen, het rode pannendak van een huis, een kleine klokkentoren in de verte. Blauwe hemel. En wat niet? Olijfbomen. Want ik weet niet precies hoe ze eruit zien – treurig stemmende constatering. Ze zíjn er wel, meen ik te weten, misschien heb ik ze wel gezien, maar dan niet bewust. De olijfboom, de olea sativa, de gecultiveerde vorm van de wilde olijfboom, de oleaster, sinds prehistorische tijden aanwezig in het Middellandse Zeegebied. In een brede kuststrook van 25 tot 250 kilometer.

Een eenzaam boompje met kleine witte bloesems in het struikgewas langs de weg valt me op. De blauwe reling van de brug, het turquoise van het water… In hoeverre begrijp ik dit landschap? Begrip, herkenning van een structuur, een patroon, verbetert de waarneming. Ik heb de wolken boven de toppen van de bergen bewust waargenomen, ik zag een afzonderlijk stapeltje van vier lensvormige wolkjes dicht boven elkaar, stratocumulus lenticularis, want ik weet waarom ze daar, in een verder onbewolkte hemel, hangen: vochtige lucht stijgt gedwongen op, koelt af en condenseert. Orografie.

Wat is zien? Het oog is geen camera: het legt geen beelden vast. Een volmaakt instrument is het overigens ook niet. Misschien is ‘zien’ het beste te omschrijven als verzamelnaam voor een serie processen die automatisch en onbewust verlopen. Met fysieke beperkingen, waarbij vanzelf structuren gevormd wordt in de data, op verschillende niveaus, in een complexe samenwerking van ogen, de visuele cortex en andere gebieden in de hersenen, mede geleid door aanwezige kennis, grotendeels onbewust bepaalde relevantie, identificaties van vormen, interpretaties van situaties.

En daaruit doemt tenslotte iets op, waarvan een deel bewaard blijft in het geheugen.

Kijken is de gerichte variant. Kijken naar… Ik kijk naar dit landschap: de bergen, de rivier, de gehuchten, de groene vlakte. Soms verandert het kijken weer in zien, soms verdwijnt het zien om plaats te maken voor mentale beelden of activiteiten. En soms kijk ik de andere kant op.

Ik moet de olijfboom leren herkennen.

Dat reizen per bus zijn charme heeft, ontdekte ik het afgelopen najaar in Dalmatië, waar geen treinen naar het zuidelijk deel rijden. Ook hier rijden geen treinen langs de kust en in Nerja is geen treinstation. Al te snel gaat het niet, de rit duurt twee uur, over een afstand van zo’n honderd kilometer, maar de interlokale bussen hier zijn redelijk comfortabel en je hoeft niet op de weg en het verkeer te letten. Duur is het ook niet en misschien is het wel relatief milieuvriendelijk. Hoewel deze bus niet erg vol zit.

Er wordt niet gestopt voordat bij Salobreña de kust bereikt is. Een nadeel is dan ook dat je niet even kunt stoppen om de flora langs de weg van nabij te bekijken, de geur van het land in te ademen, de wind te voelen op je huid… Alleen maar kijken.

Nerja 1.2

Tegen half twaalf komt de Middellandse Zee in zicht. Costa Tropical, Salobreña. Witte huizen, smalle steile straatjes. Een korte stop, een bejaard Spaans echtpaar stapt in. Een half uurtje later het oude stadje Almuñécar, de eerste grote badplaats, met een geschiedenis die al zo’n drieduizend jaar geleden begon, in de tijd van de Feniciërs. Romeinse geschiedenis, Moorse geschiedenis, Spaanse geschiedenis. Dit is de provincie Málaga, comarca Axarquía.

De kustweg van Almuñecar naar Nerja ligt hoog boven de zee en leidt in westelijke richting, enkele malen door korte tunnels; hier en daar zijn waarschuwingsborden geplaatst voor zijwind. Het uitzicht is aardig. Witte huizen, met platte daken of rode pannendaken, liggen verspreid op de hellingen langs de weg; de afstand tot de zee is slechts een paar honderd meter. Iets verder naar het Noorden ligt de Autovia del Mediterráneo maar de bus volgt de kronkels van deze kustweg.

Het Estación de Autobuses de Nerja bestaat uit niet meer dan twee haltes aan weerszijden van de Avenida Pescia en een klein kaartverkooploket. Het is niet ver naar mijn hotel. Smalle straatjes met witte huizen, balkons met gevlochten smeedijzeren hekwerk. Het kleine hotel, in een van de straatjes in het oude centrum, is royaal voorzien van naamborden, op elk van de twee verdiepingen een bord boven de luifels en twee  uithangborden aan de straat. Het heeft een fraai dakterras, vertelt de eigenares me, als we even later in de receptieruimte zitten. Ze haalt een plattegrond tevoorschijn en geeft daarop aan waar het restaurantje ligt dat ze aanbeveelt, waar de tapasbar zich bevindt die bijzonder goed is. Hoelang ik blijf? Ja, één dag, zoals besproken. Ik kan eventueel langer blijven, zegt ze. Morgen is het een officiële feestdag, de Día de Andalucía, de dag waarop in een referendum in 1980 besloten werd dat Andalucia een autonome regio werd. En deze avond is er ‘carnaval’, vertelt ze, ik moet opletten of de bussen de volgende dag een alternatieve dienstregeling hebben. Ze is enthousiast en spraakzaam. Ik vraag me af wat haar ‘carnaval’ betekent. Ze gaat me voor naar de eerste verdieping. De kamer is groot, goedkoop en heeft uitzicht op een kleine patio met bloemen.

Ik besluit naar het Balcon de Europa te lopen, om het veelgeroemde panorama te aanschouwen. Het is hier merkbaar warmer dan in Granada. Er wandelen relatief veel toeristen rond, constateer ik, Engels sprekend, Frans, Duits, Nederlands. En Spaans, waarschijnlijk. Er schijnt in deze omgeving een heel bataljon Britten te wonen. Een bord in een etalage vermeldt: Foodstore AndaLuz. De Hollandse bakker. Appelkoeken, roggebrood, kokosmelk, lees ik. Achter een tweede raam ligt drop uitgestald, pepermunt. Intussen wil ik wel iets eten, na mijn minieme ontbijt. De Hollandse bakker spreekt Engels spreekt met een duidelijk herkenbaar Nederlands accent. Proces van bewustwording. We wisselen wat Nederlandse woorden. Ik koop vier krentenbollen.

Nerja 1.3

Buiten in de zon wandelend, bijtend in de eerste van de krentenbollen, die half bevroren blijkt te zijn, denk ik na over toerisme. Toerisme is verdacht. Een pejoratief. Natuurlijk ben ik zelf ook een toerist. Wat is een toerist? Iemand die eens ergens anders gaat kijken, buiten zijn gewone omgeving, niet al te lang en niet al te kort, wat er te zien is en daarbij soms door anderen georganiseerde min of meer gestandaardiseerde activiteiten gaat ontplooien. Om zich heen kijkend. Rubbernecking. Soms bereidt de toerist zich een beetje voor, door iets te lezen over de geschiedenis, de cultuur, de natuur van die alternatieve omgeving. Maar wat ziet de toerist? Landmarks.

De Grand Tour, zoals die populair was in vooral de achttiende en negentiende eeuw, maakte deel uit van de opvoeding en was tegelijk een ontsnapping aan de beperkingen van een gereguleerde samenleving. Toch lag de route ook min of meer vast, evenals de plaatsen die bezocht moesten worden. Het gemodelleerde perspectief daarbij was: de klassieke oudheid en de renaissance. Spanje maakte er geen deel van uit – dat werd pas later ontdekt door de Romantici.

Het lijkt niet bepaald aannemelijk dat opvoeding voor toeristen nog een rol speelt. Maar de escapistische component valt nog altijd eenvoudig waar te nemen. Wat willen de jeugdige Costa del Sol-gangers? Zon en een feestje. Zon is hier nagenoeg gegarandeerd, maar alleen zon en strand gaat vervelen en dus willen ze ’s avonds uitgaan, een bar bezoeken, een restaurant, een discotheek. Dat ze daarbij niet verder komen dan het strand en de nachtclubs van Torremolinos, stoort ze niet. De gepensioneerden overwinteren ook in grote getale aan de Spaanse kusten. Reizen doen ze waarschijnlijk verder niet; je ziet ze over de boulevards schuifelen, op de terrassen, in de restaurants.

En dan de reiziger. Dat is veeleer een amelioratief. Wat wil de reiziger? Als we de strikt letterlijke en neutrale betekenis even laten voor wat hij is, zouden we de reiziger in diverse opzichten kunnen onderscheiden van de toerist. Hij is in beweging, steeds op weg en misschien zelfs op zoek naar een vorm van zelfontplooiing. Zijn innerlijk is ook in beweging, hij gaat een diepere relatie aan met de omgeving, hij laat het niet bij oppervlakkig kijken alleen.

En ik? Kijken, lopen en een beetje nadenken. Nieuwsgierigheid bevredigen, ervaring uitbreiden. Ik volg niemand. Mijn route: de kust. Met daarbij af en toe een uitstapje naar het binnenland. Over langere afstanden laat ik mij vervoeren. Ik verblijf in hotels. De Mediterrane zon is prettig, maar daarvoor kom ik niet.