Wie zoekt zal vinden (3/3)

Gegeven zijn twee cirkels met gelijke straal die elkaar snijden in A en B. De lijn l gaat door A en snijdt de cirkels in P en Q. Bewijs dat de driehoek BPQ gelijkbenig is.WZZV31

We proberen Polya’s aanpak uit.

Het probleem begrijpen

• Wat is de stelling? Wat is de hypothese?
Twee cirkels, gelijke straal, lijn door een snijpunt van de cirkels, snijdt beide cirkels, de een ook nog in een ander punt.

• Wat is de conclusie?
Dat de driehoek PBQ gelijkbenig is. Wat is gelijkbenig? Twee zijden moeten gelijk zijn, dezelfde lengte hebben. Het is niet meteen duidelijk wélke zijden gelijk moeten zijn.

• Wat zijn de voorwaarden?
De cirkels hebben een gelijke straal, de cirkels snijden en lijn l snijdt de cirkels in P, Q en A. Een deel van de notatie ligt hierdoor al vast. We noteren de middelpunten van de cirkels als M en N; de ene cirkel noemen we Cm, de andere Cn. We maken de cirkels zó dat de middelpunten in het overlappende gebied liggen,- maar dat is geen voorwaarde. Dat zouden we dus kunnen wijzigen. Lijn l loopt tussen de middelpunten,- dat is óók geen voorwaarde. Als het nodig is of handig lijkt, maken we een nieuw plaatje waarbij de de laatste twee niet-voorwaarden eventueel kunnen wijzigen of variëren.

Een plan ontwerpen
We moeten bewijzen dat driehoek PQB gelijkbenig is. We proberen eerst uit te zoeken welke zijden gelijk zijn. Een visuele inspectie leert ons dat we zouden kunnen proberen te bewijzen dat de zijden PB en QB gelijk zijn. Hoe? Kennen we gerelateerde stellingen? Ja, we kennen diverse problemen die hier op lijken. Bijvoorbeeld: twee driehoeken vinden waarvan PB, respectievelijk QB, zijden zijn en te laten zien dat die congruent zijn. Dat is een bekende heuristiek. We moeten daarvoor op zoek naar de twee bewuste driehoeken. Die zijn er in eerste instantie niet. We hebben driehoeken en dus hoekpunten nodig. Hulpmiddelen. We proberen eventueel extra punten te introduceren, zo economisch mogelijk natuurlijk. Als we die driehoeken hebben, hebben we de strategie.

Plan uitvoeren
We proberen te bewijzen dat de zijden PB en QB gelijk zijn door twee driehoeken te vinden waarvan PB, respectievelijk QB, zijden zijn en te laten zien dat die congruent zijn. We moeten op zoek naar de twee bewuste driehoeken. We hebben driehoeken en hoekpunten nodig. Punten die daarvoor in aanmerking komen zijn, naast uiteraard P, Q en B: M, N, en A. Andere punten hebben we in eerste instantie niet. We tekenen, met de punten die we hebben, wat driehoeken waarvan PB een zijde is: PBM en PBA; beide op de cirkel Cm. We tekenen ook driehoek PBN, die ligt niet in zijn geheel op cirkel Cm. We tekenen ook alle driehoeken waar QB een zijde van is: QBM, QBN, QBA.
WZZV32
We hebben een aantal driehoeken getekend. Zien we al twee driehoeken die in aanmerking komen? PBM en QBN lijken congruent, daarmee gaan we het proberen.

Weten we al iets van die driehoeken? We zien dat sommige zijden gevormd worden door stralen van de cirkels. Die zijn allemaal gelijk, want de cirkels waren even groot. Dat geven we aan – een nuttige aanvullende notatie. We constateren: de andere zijden van die twee driehoeken zijn al gelijk. We proberen te bewijzen dat de hoek tussen die zijden bij de twee driehoeken gelijk is, dan zijn de driehoeken congruent op grond van ZHZ. We realiseren ons dat het beide middelpuntshoeken zijn, dus we gaan de stelling van de omtrekshoek proberen te gebruiken, die zegt dat de middelpuntshoek het dubbele is van een bijbehorende omtrekshoek.

WZZV33

We zien dat beide hoeken een middelpuntshoek zijn (van Cm respectievelijk Cn) zijn bij hoek PAB. We halen alle overbodige lijnstukken weg en we concluderen op grond van ZHZ dat de driehoeken PMB en QNB congruent zijn. En dus zijn PB en QB gelijk.

Terugkijken
Ons plan uitvoeren hebben we nu gedaan, elke stap moet nog precies gecontroleerd en bewezen worden. We hebben de cirkels gebruikt, de gegevens, alles was nodig. We schrijven het bewijs nog precies op. Dat is meteen de controle.

WZZV34

We moeten ons nu nog afvragen of dit bewijs geldig blijft als we wat zaken variëren. Wat gebeurt er als we M en N buiten het overlappende gebied van de cirkels laten vallen? Op de rand van dat gebied? Als we lijn l een geheel andere positie geven?

WZZV35 Hebben we alle voorwaarden gebruikt? Kunnen we het resultaat nog anders bewijzen? Wat hebben we gedaan? Wat hebben we gebruikt? We kunnen proberen of het nog korter kan, indachtig Ockhams scheermes.

Geldt de stelling ook als de stralen niet even groot zijn? Wat is de essentie van het bewijs? Kunnen we de opgave anders formuleren? We kunnen ook wat andere zaken bedenken die we zouden kunnen gebruiken. Bovendien kunnen we op zoek gaan naar alternatieve bewijzen. Die zijn wel te vinden – sommige zijn fraaier dan het gegeven bewijs – maar we presenteren ze hier niet.

Polya biedt in How to Solve It een globale structuur om problemen als deze aan te pakken. Deze structuur – probleem begrijpen, plan ontwerpen, plan uitvoeren, terugkijken – creëert een model waarmee de problemen benaderd kunnen worden. Garanties worden daarbij niet gegeven, maar het model is toch nuttig. Heuristische methoden wérken. Waarom? De structuur, de suggesties en de vragen brengen een intellectuele mobilisatie op gang die voorkomt dat de probleemaanpakker passief naar het probleem blijft zitten staren.

Wie zoekt zal vinden
‘Wie zoekt, zal vinden,’ zei mijn moeder vaak tegen mij toen ik nog een jongetje was; deze optimistische uitspraak schreef ze daarbij toe aan de heilige Franciscus van Assisi maar hij is terug te vinden in Matteüs:

‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden.’ (Matteüs 7:7,8 NBG).

Bidden dat problemen opgelost worden lijkt de juiste aanpak niet, op de deur kloppen is ook hulpeloos passief, maar de kern van deze drievoudige belofte levert een positief perspectief: actief zoeken helpt.

Terug naar het begin

Wie zoekt zal vinden (2/3)

De weg naar de oplossing

Polya_4In de inleiding bij de eerste druk van How to Solve It vertelt Pólya hoe hij als student luisterde naar lezingen, boeken las, oplossingen bestudeerde, maar daarbij door één vraag steeds opnieuw gekweld werd: hoe is het mogelijk zélf zo’n oplossing te vinden?
Hoe kan iemand zoiets zélf ontdekken? En hoe kan ik zulke zaken ontdekken of uitvinden?

Hij hoopte dat How to Solve It de vaardigheid van studenten om problemen op te lossen zou vergroten. Niet alleen wiskundige problemen, maar ook problemen in algemene zin. Veel van zijn voorbeelden komen echter uit de wiskunde, vooral uit de meetkunde.

Wat is een probleem?

Een probleem is de kloof tussen een gegeven beginsituatie en een gewenste situatie. De probleemaanpakker zal handelingen moeten verrichten om van de beginsituatie in de eindsituatie te komen. Het probleem is dat de probleemaanpakker niet onmiddellijk weet welke handelingen verricht moeten worden om de gewenste situatie – het doel, de oplossing – te bereiken.

Daarbij kunnen zowel de beginsituatie als de eindsituatie onduidelijk zijn. De probleeminformatie en het doel zijn dan slecht of onvoldoende gedefinieerd. Dit is vaak het geval bij praktische problemen.

Problemen zin er in allerlei soorten en typen. Ze kunnen in klassen worden ingedeeld op grond van allerlei criteria, bijvoorbeeld open versus gesloten, onvolledig gedefinieerd versus volledig gedefinieerd, praktisch versus theoretisch, informeel versus formeel etc.

Probleemaanpak

Probleemoplossen kunnen we omschrijven als het werken aan de oplossing van een probleem waarbij zoeken naar een oplossing centraal staat. De kloof tussen de beginsituatie en de gewenste eindsituatie moet worden overbrugd. Er wordt een weg naar het doel – de oplossing van het probleem – gezocht. Dat zoeken kan bestaan uit een blinde exploratie van mogelijkheden die systematisch (d.w.z. uitputtend, alle mogelijkheden onderzoeken) kan zijn of onsystematisch (trial-and-error, lukraak mogelijkheden proberen). Deze laatste vorm van probleemoplossen staat wat cognitief niveau betreft op dat van een rat in een doolhof.

Er is dus een probleemaanpakker, er is probleeminformatie, er is een doel. Er moeten handelingen worden verricht om het doel te bereiken. Daarbij kunnen zowel probleeminformatie als doel onvolledig of slecht gedefinieerd zijn. De handelingen die verricht moeten worden laten – wil er echt van een probleem sprake zijn – bovendien geen algoritmische procedure toe.

De probleemaanpakker moet nu toch een aanpak zien te bedenken. Een methodische probleemaanpak is een algemene methode om een aanpak voor concrete problemen te genereren.

Polya’s aanpak

Pólya maakt onderscheidt tussen twee soorten problemen: problems to find (‘vindproblemen’)en problems to prove (‘bewijsproblemen’). Een problem to find is een probleem waarbij een onbekende gevonden moet worden, bijvoorbeeld de oplossing van een vergelijking. Een ander voorbeeld, waarbij een object gevonden moet worden: teken (construeer) een driehoek waarbij de lengten van de drie zijden 3, 5 en 7 zijn. Een bewijsprobleem is een probleem waarbij een stelling of bewering bewezen moet worden: bewijs dat de bissectrices van de hoeken in een driehoek door één punt gaan.

Pólya onderscheidt vier basisstappen in de aanpak.

  • Het probleem begrijpen
  • Een plan ontwerpen
  • Plan uitvoeren
  • Terugkijken

Hij komt met het volgende lijstje voor de aanpak van een probleem. Deze aanpak, in de vorm van een uitgewerkte lijst, is te vinden aan het begin van het boek.

1.       Het probleem begrijpen

  • Wat is de onbekende?
  • Wat zijn de gegevens?
  • Wat is de voorwaarde?
  • Maak een plaatje
  • Kies nuttige notaties
  • Scheid de verschillende delen van de voorwaarde

2.       Een plan ontwerpen

  • Ken je een verwant probleem?
  • Kijk naar de onbekende!
  • Hier is een verwant opgelost probleem – Kun je het gebruiken?
  • Zoek de relatie tussen de gegevens en de onbekende

3.       Plan uitvoeren

  • Controleer elke stap

4.       Terugkijken

  • Kun je het resultaat controleren?
  • Kun je het resultaat anders afleiden?
  • Kun je de het resultaat of de methode elders gebruiken?

Bij problems to prove voegt Pólya nog diverse vragen en suggesties toe:

  • Wat is de hypothese? Wat is de conclusie?
  • Scheid de verschillende delen van de hypothese
  • Vind de verbinding tussen hypothese en conclusie
  • Kijk naar de conclusie! En probeer een vergelijkbaar probleem te vinden met dezelfde of vergelijkbare oplossing
  • Houd één deel van de hypothese vast, laat het andere deel vallen; geldt de conclusie nog?
  • Kun je iets nuttigs uit de hypothese afleiden?
  • Kun je een andere hypothese bedenken waaruit je de conclusie gemakkelijk zou kunnen afleiden?
  • Kun je de hypothese en/of de conclusie veranderen zo dat de nieuwe hypothese en/of conclusie dichter bij elkaar liggen?
  • Heb je de hele hypothese gebruikt?

Voorbeeld

Het vinden van bewijzen in de Voortgezette meetkunde, zoals die op het VWO in het wiskunde-B-programma is opgenomen, blijkt een structureel probleem. Soms schijnt de kloof tussen stelling en bewijs een gapende afgrond. En routebeschrijvingen ontbreken.

We kunnen Polya’s aanpak uitproberen op zo’n probleem:

B6 h21 opg 58Gegeven zijn twee cirkels met gelijke straal die elkaar snijden in A en B. De lijn l gaat door A en snijdt de cirkels in P en Q.

Bewijs dat de driehoek BPQ gelijkbenig is.

Eenvoudig is dit probleem niet direct. Het vereist bovendien iets meer voorkennis dan de voorbeelden van Pólya. Het bewijs dat een schoolmethode (Getal & Ruimte) geeft komt volstrekt uit de lucht vallen; ook in andere opzichten is het niet bevredigend.

In de praktijk slagen leerlingen er zelden in dit type problemen zonder hulp op te lossen. Hoe dit aan te pakken?

Lees hier verder.

Wie zoekt zal vinden (1/3)

Toen ik moe was van het zoeken, leerde ik vinden. Friedrich Nietzsche

 

How to Solve It

How To Solve It 1In 1945 verscheen de eerste druk van How to Solve It. Een halve eeuw later vond ik geheel toevallig, in een antiquariaat in mijn geboortestad, het exemplaar dat hiernaast is afgebeeld; van Pólya, had ik toen nog nooit gehoord, geloof ik.

Georg Pólya was een van oorsprong Hongaars wiskundige die zich met verschillende takken van de wiskunde bezig hield, van getaltheorie tot functietheorie, van groepentheorie tot waarschijnlijkheidsrekening, van meetkunde tot combinatoriek. Ook voelde hij zich aangetrokken tot filosofie en literatuur. Escher raadpleegde Pólya over symmetriegroepen en raakte mede daardoor geïnspireerd tot zijn werk met periodieke betegelingen. Pólya doceerde van 1914 tot 1940 in Zurich en vervolgens tot 1953 aan Stanford University. Hij bleef tot zijn negentigste lezingen geven en overleed op 97 jarige leeftijd in Palo Alto.

Toen men hem vroeg welke wiskundige hem het meest beïnvloed had, was het antwoord: Euler. ‘Euler deed iets wat geen enkele wiskundige van zijn statuur deed. Hij verklaarde hoe hij zijn resultaten vond.

Pólya was zeer geïnteresseerd in wiskundedidactiek en pedagogiek. In een lezing voor leraren aan basisscholen verklaarde hij: ‘Wij hebben echter een hoger doel. We willen alle bronnen van het opgroeiende kind ontwikkelen. En de rol die wiskunde daarbij speelt is voornamelijk het denken. Wiskunde is een goede denkschool. (…) Wiskunde is geen toeschouwersport. Wiskunde begrijpen is in staat zijn wiskunde te bedrijven. En wat betekent het om wiskunde te bedrijven? In de eerste plaats in staat zijn problemen op te lossen.

How to Solve It werd vertaald in vele talen en er werden vele exemplaren van verkocht; het wordt nog steeds herdrukt. Het is geschreven in heldere taal; de charme ervan is de eenvoud. Het bestaat uit enkele delen: In the Classroom, How to Solve It, en Short Dictionary of Heuristic. In de tweede editie werd daar nog een vierde deel aan toegevoegd: Problems, Hints, Solutions.  Het grootste deel wordt gevormd door het woordenboekje van de heuristiek. Daarin geeft hij ook een definitie van heuristiek:

‘Heuristic, or heuretic, or ‘ars inveniendi’ was the name of a certain branch of study, not very clearly circumscribed, belonging to logic, or to philosophy, or to psychology, often outlined, seldom presented in detail, and as good as forgotten today. The aim of heuristic is to study the methods and rules of discovery and invention.’

Heuristieken

Als er voor een probleem geen algoritme bekend is moeten er andere wegen worden gezocht. Een heuristische methode is een methode om iets te vinden. Zo’n methode bestaat uit een samenhangende structuur van heuristieken: strategische aanwijzingen om stappen te zetten in de richting van de oplossing.

Daarbij moeten er keuzes en beslissingen gemaakt worden. Misschien moet er een andere invalshoek worden gezocht. Heuristieken zijn vuistregels – vuistregels die nog niet garanderen dat een oplossing gevonden wordt. Deze vuistregels voorkomen een onsystematische exploratie en beperken het aantal wegen in een systematische exploratie (als die al mogelijk is). Bij een knooppunt van wegen kiest men, volgens een heuristische methode te werk gaand, de wegen die het meest waarschijnlijk tot het doel leiden.

Pólya heeft als eerste heuristieken op de agenda gezet. Het doel van de heuristiek, aldus Pólya, is het bestuderen van methoden en regels voor ontdekking en uitvinding. Heuristisch redeneren is daarbij provisorisch, plausibel en niet beslissend, definitief of strikt. Het is vaak gebaseerd op analogie of inductie. Moderne heuristiek, aldus Pólya, probeert het proces van probleemoplossen te begrijpen, in het bijzonder de mentale operaties die nuttig zijn in dat proces.

Ook de psychologische en didactische kanten komen aan bod.
example how to solve it a

As good as forgotten today’… Intussen zijn de tijden veranderd,- niet in de laatste plaats door How to Solve It. Over heuristieken en problem solving is heel wat gepubliceerd. Vanuit een didactische context maar ook in bijvoorbeeld de cognitiewetenschap wordt er aandacht aan besteed.

Men vraagt zich onwillekeurig af of How To Solve It als boek een niet helemaal afgerond project is. Misschien wilde Pólya een gestructureerd boek schrijven, maakte aantekeningen (het woordenboek) maar slaagde er niet in het tot een eenheid te verwerken; toen heeft hij er maar een woordenboekje van gemaakt, dat eigenlijk een lijst begrippen en methoden e.d. is met interne verwijzingen. Zelf kondigt hij in de inleiding in 1944 aan: “The subject is more fully dealt with in a more extensive book by the author which is on the way to completion.” Er zouden inderdaad nog een aantal boeken volgen: Mathematics and Plausible Reasoning (twee delen) en Mathematical Discovery (ook twee delen).

Er zijn heel wat bezwaren tegen How to Solve It en Pólya’s aanpak ingebracht: De werkwijze van ‘echte’ wiskundigen zou heel anders zijn, studenten zouden er niets van kunnen leren. Wetenschappelijk zou het geen waarde hebben: er valt niets te kwantificeren, Pólya’s strategieën zijn niet geoperationaliseerd of te operationaliseren, het belang van conceptuele kennis ontbreekt.

Pólya beschouwde problem solving echter als een praktische kunst, net als didactiek. Hij wilde de wiskunde-in-ontwikkeling demonstreren.

Lees hier verder.