Punta Umbría 1

Vanmorgen ben ik naar het busstation in Huelva gewandeld. Via de kortste route. Om tien uur zal er een bus vertrekken naar Punta Umbría, badplaats een tiental kilometers verderop, aan de kust van de Atlantische oceaan. Volgens een reisgids zou het aardig zijn een pad te volgen dat de Britse emigranten van de Rio Tinto maatschappij aangelegd hebben om daarna een veerboot te nemen, maar in het hotel is mij verteld dat de veerboten alleen in de zomer varen. Het is een half uurtje met de bus, in een grote boog rond de Odiel moerassen, door de kustvlakte tussen Huelva en de Atlantische Oceaan. Eerst naar het gehucht Corrales, in Aljaraque, een gemeente aan de overzijde van de Rio Odiel. Alles slaapt hier. Onderweg zie ik een pleintje met twee tentoongestelde locomotieven, afkomstig uit de mijnbouw vermoedelijk, een eindje verder nóg een plein met een locomotief en een wagon. Een voetpad van houten vlonders. Ooievaars in nesten op elektriciteitsmasten.

2013-11-01 10.21.40Er is niet alleen chemische industrie en mijnbouw in de provincie Huelva. De primaire sector wordt, naast de delfstoffenwinning, bepaald door de visserij en landbouw. Isla Cristina, ten westen van Huelva, niet ver van de Portugese grens, heeft een belangrijke vissersvloot. Naast moerassige gebieden bestaat de bodem voor een groot deel uit zandgronden, arenosols, die voor de landbouw niet erg geschikt zijn. Men is er toch in geslaagd hier, onder plastic en met behulp van irrigatie, een grote aardbeienproductie te realiseren, overigens volgens het World Wide Fund for Nature (In Nederland het Wereld Natuur Fonds) ook met grote schade aan het milieu. Ten oosten van Huelva vormt de delta van de Guadalquivir een enorm natuurreservaat, het Parque Nacional de Doñana, met duinen, zoet- en zoutwatermoerassen, van groot belang voor trekvogels. De kuststrook tussen Huelva en Punta Umbría bestaat voor een groot deel uit moerassen, kreken, eilandjes.

Het busstation in Punta Umbría is niet fraai – zoals zoveel busstations. Betonnen perron, halfopen overkapping. De chauffeur vertelt me dat er elk uur een bus vertrekt naar Huelva.

‘Aquí?’

‘Aquí!’

Een bevredigende conversatie… Woord dat spontaan in mij is opgekomen, afkomstig uit een ver verleden, toen ik een beetje Spaans leerde. Juan está en el jardin. La enfermera está en el dormitorio. Ik markeer de locatie op mijn telefoon. Aan de overzijde oogt een parkje aantrekkelijker, maar dat is niet in de richting van de kust. Nadat ik een pad ben ingeslagen tussen enkele bungalows aan de andere kant, kom ik binnen een paar minuten aan het strand. Breed zandstrand, enkele strandtentjes. Het is een rustige vrijdagochtend, deze eerste novemberdag. Een paar wandelaars, een handjevol vissers. Rechts, in westelijke richting, voert het strand kilometers ver; links zie ik, op een afstand van naar schatting twee kilometer, een pier. Ik wandel die richting uit, langs het water.

Dit is de Golf van Cádiz, een grote baai van de Atlantische oceaan. Costa de la Luz! Het strand is een vijftig meter breed en loopt licht hellend af. Hier geen rotskust. Zeewier heeft zich opgehoopt langs de vloedlijn, op sommige plaatsen een wal vormend van meer dan een meter hoog. Je kunt het ruiken. Twee vrouwen wandelen achter me, aan het water zit een oude man met twee hengels, een man met loopt zoekend langs het water, een plastic zakje waarin hij schelpdieren heeft verzameld in de hand, een vader is aan ’t vissen met zijn zoontje. Paartjes wandelen langs de vloedlijn. Fel licht op het water.

2013-11-01 10.49.22Costa de la Luz – dat heeft de toeristenindustrie verzonnen als benaming voor de Atlantische kust van Andalusië, ergens in het begin van de jaren zestig denk ik, toen het toerisme zich in Spanje op explosieve wijze begon te ontwikkelen. Costa del Sol, Costa Blanca, Costa Brava. Allemaal heel mooi, allemaal naar toe! Er is ook nog een Costa da Morte, maar die benaming zal wel niet uit de toeristenindustrie komen.

Je kunt deze bedenksels moeilijk als creatieve prestatie waarderen. Op zich vind ik het wel aardig: kust van het licht. Luz heeft ook een mooie klank. Maar is het licht hier nu werkelijk anders dan aan die andere kusten van Spanje? Bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal kan ik het niet beoordelen. Of is er hier misschien meer licht? Dat geldt wel voor het aantal uren zonneschijn, dat het hoogste is van heel Spanje – en dat wil wat zeggen. Drieduizend uren zon per jaar, waar Barcelona of Madrid het tot ongeveer vijfentwintighonderd brengen en bijvoorbeeld San Sebastian de tweeduizend niet eens haalt. Het licht is wel anders dan in Sevilla, lijkt mij: koeler, blauwer, feller.

Dat zijn wat predicaten die in mij opkomen terwijl ik langs het water loop. Koeler? Subjectieve poëzie… Misschien verbeeld ik me dat ook maar, deze al dan niet aanwezige hoge mate van blauwheid, als gevolg van bepaalde effecten van de omgeving. In Sevilla is de temperatuur hoger… Het waait hier behoorlijk…  De dominerende kleur van de zee… Men zou het moeten meten. Golflengte.

Wie ziet wat aan het water?

Locke filosofeerde over het onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten. Democritus beweerde al: Zoet en bitter zijn een mening, kleur is een mening; maar in werkelijkheid zijn er atomen en leegte. De romanticus oordeelt: En toch schittert de zon hier nu op het water. En toch is de zee blauw. De kleur van de Atlantische oceaan is ook anders dan die van de Middellandse zee, donkerder, minder blauw. Vergelijkingsmateriaal: de Dalmatische kust, de Golf van Napels. De Noordzee is grijs… Ik las eens ergens dat vertalingen van oude teksten, Grieks geloof ik, moeilijkheden geven wat dat betreft: is die zee nu groen of blauw?

2013-11-01 11.09.17Ik loop over een smalle strook zand tussen de wal van zeewier en de oceaan, maar de wal wordt hoger en hoger dus ik besluit aan de andere zijde ervan verder te lopen, voordat ik ingesloten raak. Ik kan niet goed zien of dat verderop dreigt, het lijkt er op. Even oversteken. Ik zak zo’n twintig centimeter weg in het uitgekozen deel, maar gelukkig is het droog.

Ik zou zeewier wel willen bestuderen. Er schijnen vele soorten te zijn. Het zijn geen planten maar algen: groene, bruine of rode. Rottend zeewier schijnt trouwens waterstofsulfide te vormen,- zwavelwaterstof in de volksmond. Een giftig en stinkend gas… Explosief ook nog. Ik neem aan dat het in het hoogseizoen hier niet ligt. Overigens valt de geur mee. En of het rot? Maar fraai ziet het er niet uit.

Of neem zand. Gouden zand, beweert de toeristenindustrie natuurlijk. Je zou zandsoorten kunnen verzamelen, de diverse soorten bestuderen, er zijn er heel wat en het is overal te vinden. Op Vlieland, waar ik begin dit jaar een paar dagen was, zag ik een informatiecentrum waar reizigers zand uit alle uithoeken van de aarde kunnen inleveren, het wordt gecatalogiseerd. Veertienduizend soorten hebben ze, beweren ze. Maar ik wil geen vieze vingers.

Stranden kunnen een Blue Flag-milieucertificaat krijgen. Een kwart eeuw geleden werd een campagne opgezet door de Foundation for Environment Education met als doel begrip en waardering voor de kustomgeving te creëren om daar vervolgens rekening mee te houden in beleid. Veel stranden in diverse landen in Europa en daarbuiten hebben zo’n waardering. Criteria zijn onder andere de waterkwaliteit en de aanwezigheid van diverse faciliteiten. En vormen van educatie en informatievoorziening. En natuurbescherming. En aanpak van rotzooi en zee-afval. Dit is het Playa de Punta Umbría, dat ook die onderscheiding heeft omdat het schoon is en vanwege de aanwezige faciliteiten. Ik denk aan Huelva, niet zo ver weg tenslotte, de vervuiling van het estuarium. En dat zeewier…

Ik ben bij de pier aangekomen. Anabel en Robin houden van elkaar valt er op een van de steenblokken te lezen. Is deze graffiti romantisch of juist niet? Aan de andere kant mondt een tak van de Odiel, het Canal del Chate (ook wel: Ciate), uit in zee. Daarachter ligt het Isla de Saltes en daarachter weer de hoofdtak van de Odiel. Dit is de punt van het schiereiland waarop Punta Umbría ligt. Ik wandel de pier helemaal af en weer terug, om langs de andere kant van het schiereiland in de richting van het centrum te lopen. Het strand, het Playa de la Ría, is maar een paar honderd meter lang. Aan de overzijde, ver weg, achter het Isla de Saltes, is industrie te zien – niet echt een aardig uitzicht. Aan het eind ligt een jachthaven.2013-11-01 11.28.51

Huelva 1

Op het Plaza de las Monjas, aan het eind van de Avenida Martín Alonso Pinzón – de promenade die van mijn hotel naar het oude centrum voert – poseert een meisje voor het standbeeld van Columbus. Huelva a Cristobal Colón staat er op de maquette. Geïnspireerd door deze bronzen Columbus die, een vaandel in zijn ene hand, met de andere in de verte wijst, imiteert ze hem. Maar een vaandel heeft het meisje niet, daarom buigt ze haar linkerarm en wijst met de punt van haar wijsvinger op haar eigen hoofd. Haar rechtervoet wijst in dezelfde richting als haar rechterarm en zijn rechterarm – naar onbestemde verten. Van ontdekkingsreiziger tot balletdanseres. Een tweede meisje, op klassieke wijze licht gebogen in de knieën, maakt een foto; nummer drie staat er wat verloren bij en kijkt rond – zij is het die mij ziet aankomen. Hun fietsen staan nonchalant tegen het beeld. Nonnen in spé lijken ze niet.

Plaza de las MonjasHet is bijna vier uur. Een zonnige donderdagmiddag, de laatste dag van oktober. Op het plein en in de straten eromheen is het rustig. Siësta lijkt hier nog gebruikelijk. Als ik, verder gelopen, bij de meisjes ben aangekomen, vraagt de fotografe mij een foto van hun drieën te maken. Ze spreekt me in het Spaans aan. Ze gebruikt een digitaal fototoestel om de foto’s te maken, geen mobiele telefoon. Ik maak twee foto’s van hen. Toeristen… Ik kies een bankje op het plein uit en kijk om me heen.

Twee uur geleden ben ik, komend uit Sevilla, van het busstation naar het hotel gelopen, geleid door mijn mobiele telefoon, maar ik ben vergeten de optie kortste route aan te vinken en de geboden route voert langs een drukke weg aan de rand van het centrum. Het is warm en de route staat me niet aan. Maar veel verder dan de kortste weg blijkt het, achteraf bezien, niet. De gereserveerde hotelkamer bevalt me op het eerste gezicht ook niet, maar blijkt mee te vallen. Het is op de achtste verdieping, aan de achterzijde, met uitzicht op de rand van de stad: wat huizen, een onbebouwde vlakte daarachter; in de verte zijn hijskranen en fabrieksschoorstenen te zien. Last van geluidsoverlast van de drukke Avenida Sundheim zal ik hier niet hebben en de tweepersoonskamer is ruim. Als ik mijn spullen heb uitgepakt en mij wat heb opgefrist, verlaat ik het hotel.

Niemand gaat naar Huelva, behalve ik. En drie meisjes uit een afgelegen dorpje aan de Costa de la Luz. ‘We gaan naar de stad!’ ‘Zijn jullie voorzichtig?’ ’Ja mam!’ En ze fietsten de hele dag langs de kust, in de warmte van de laatste oktoberdag.

Het westen van Andalusië en de vlakten rond Sevilla worden meestal overgeslagen door toeristen die Zuid-Spanje bezoeken, vermeldt een reisgids. Een nauwelijks interessante havenstad met een geschiedenis die wél interessant is. Toeristisch gezien stelt Huelva niet veel voor. De stad is niet het bloeiende centrum van een druk bezochte Costa de la Luz geworden zoals de planologen wilden.

In de geschiedenis van deze stad ben ik niet in de eerste plaats geïnteresseerd: ik wil de kust bezoeken en Huelva ligt er niet al te ver vandaan. Van Sevilla ben ik met de bus hierheen gereisd. Deze ochtend ben ik van mijn hotel in Santa Cruz, vlak bij de kathedraal, naar het Estación del Prado de San Sebastian gelopen,- busstation vanwaar bussen naar Huelva zouden moeten vertrekken. Maar mijn informatie klopt niet. Een vrouw vertelt me – nadat ik twee keer mijn uitspraak van Huelva aangepast heb begrijpt ze me – dat ik naar de Plaza de Armas moet. Ik baal een beetje want ik ben intussen gewend aan het ultralichte schoudertasje maar nu heb ik de complete reistas aan mijn schouder hangen. Maar ik besluit er toch maar heen te lopen, het is zo’n anderhalve kilometer, via de paseos aan de Quadalqievir. Op zich is het een aangename wandeling. En er vertrekt na niet al te lange tijd een bus, in westelijke richting. Negentig kilometer, vijf kwartier, grotendeels via de snelweg. Een boeiend landschap is deze vlakte niet. Ik luister naar muziek – een Spaanse zanger die vijfentwintig jaar geleden populair was – en maak wat aantekeningen in mijn notitieboekje.

Huelva ligt op een schiereiland in het Zuidwesten van Andalusië, in het Huelva estuarium dat wordt gevormd door de Rio Tinto en de Rio Odiel. Aan westelijke zijde wordt het schiereiland begrensd door de Rio Odiel, aan oostelijke zijde door de Rio Tinto. Aan de overzijde van de Rio Odiel liggen moerassen. Twee kilometer ten zuiden van het centrum van de stad, bij Punta del Sebo, vloeien de rivieren samen om enkele kilometers verder in de Golf van Cádiz te stromen. De Rio Tinto begint een 100 kilometer verder naar het noorden in het mijngebied; de Odiel, 140 kilometer lang, ontspringt in de Sierra de Aracena, het westelijk deel van de Sierra Morena, in het noorden van de provincie Huelva. De provinciehoofdstad zelf ligt op een tiental kilometers van de kust van de Atlantische Oceaan; het centrum, de oude stad, ongeveer in het midden van het schiereiland, aan de oever van de Rio Odiel.

2013-10-31 15.57.10De drie meisjes zijn lachend weggefietst. Het Plaza de las Monjas is een tamelijk royaal min of meer centraal plein in het historische centrum, maar het heeft trekken van een dorpsplein. Bankjes rondom, waarop wat Spanjaarden zitten, enkele kinderen voetballen op het plein. Sommigen hebben een schooluniform aan. Een stoer jongetje maakt koelbloedig slidings op de stenen, maar even later omspeelt een meisje hem. Ze zijn een jaar of acht, negen, zo te zien. Vijf vrouwen zitten op het kleine terras van een kiosk aan de noordwestzijde van het plein en drinken witte wijn. Tussen de wijnglazen staat een collectie tapasschaaltjes uitgestald. Aan de zijde tegenover mij zitten aan aantal gemeentearbeiders op een bank te praten. Als ik opsta om een foto te maken van een van de gebouwen rond het plein, roept een van hen iets naar me. Ik loop in zijn richting, lach, zeg iets, maar we begrijpen elkaar niet. Hij vraagt me iets, wijst naar het gebouw. Als ik lachend mijn schouders ophaal en wegloop roept hij me enthousiast achterna: Bravissimo! Ik heb geen idee waarop hij daarmee doelt. Questo… herinner ik me wat later en concludeer dat hij een vraag herhaald heeft. De meeste winkels rondom het plein zijn gesloten maar de Carrefour supermarkt is open. Ik koop er mineraalwater en broodjes.

Het bronzen beeld staat op een sokkel; Columbus wijst met zijn rechterhand in de richting van de Calle Vázquez López: daarachter ligt de zee. Het beeld staat er pas een paar jaar. Columbus is een toeristische trekpleister: vertrokken met de drie karvelen uit Palos de la Frontera, een plaatsje een eind verder aan de overkant van de Rio Tinto, is hij nu de held van Huelva en omstreken. Bij gebrek aan beter? Want maakt het werkelijk veel verschil dat Columbus hier in de buurt zijn eerste reis begon en niet in, laten we zeggen, Cádiz of zelfs Genua… Een beroemd geval van serendipiteit met grote gevolgen: met een verkeerde kaart, foute schattingen en een stevig ego op weg naar zijn droomroute, belandde hij aan het eind van zijn eerste reis in de West-Bahama’s. Er is een ander beeld ergens ten oosten van Huelva, er is een Columbusroute,- je moet iets als provinciestad.

Later wandel ik door de straten rond het plein, min of meer richting kust, met als vaag doel de haven te bekijken. Is hier wel een haven? Een echt plan heb ik eigenlijk niet.

Huelva