Het bleef hem niet lang bezighouden: het onverwachte en schijnbaar autonome optreden van zijn emoties zonder waarneembare aanleiding. Thuisgekomen, was het eerste wat hij deed zijn koffer uitpakken. Een aantekenboekje, een document dat betrekking had op een bedrijf waar hij binnenkort voor enkele weken gedetacheerd zou worden en een handboek over het nieuwe te gebruiken software-platform, rangschikte hij op zijn bureaublad. Hij bladerde even in de bedrijfsprospectus. ‘AIA-SOFT profileert zich als een innovatief softwarehouse en richt zich op het realiseren van front-office oplossingen. Onze missie is: zorgen voor klantspecifieke automatiseringsoplossingen die direct het resultaat van de opdrachtgever verhogen.’
Hij knoopte zijn stropdas los en vroeg zich af waarom hij bij een softwarehouse gedetacheerd zou worden. Roodenburg, zijn chef, had tijdens de borrel gezegd dat er maandagochtend een overleg zou zijn waarbij alles uitgelegd zou worden: het was allemaal wat snel en onverwacht gelopen. ‘Ik heb buitengewoon spannende berichten.’ Dankaart ergerde zich. Roodenburg deed geheimzinnig in een miserabele poging zijn gebrek aan uitstraling te verdoezelen. Hij mocht zijn chef niet. Hij had het idee dat hij hem al te duidelijk doorzag: de man probeerde de veilige formele structuur van het leidinggeven te gebruiken om zijn gebrek aan persoonlijke overtuigingskracht te verbergen. Wat dat betreft was detachering altijd prettig: het zou hem min of meer verlossen van Roodenburg. Maar de raadselachtige plaatsing bij een softwarehouse beviel hem niet. Toch was hij nieuwsgierig naar wat Roodenburg maandagochtend te vertellen zou hebben.
Hij hing zijn stropdas in het rekje aan de binnenkant van een kastdeur, trok zijn schoenen uit en knoopte de kraag van zijn overhemd los. Het vertrouwde ritueel bezorgde hem prettige gevoelens; hij voelde de ontspanning terugkeren. Uit de koelkast haalde hij de ’s ochtends klaargezette diepvriesmaaltijd te voorschijn en zette die in de magnetron. Zorgvuldig sloot hij het deurtje en programmeerde de klok. Hij opende opnieuw de koelkast en pakte een fles bier. Languit liggend in de stoel bij de muziekinstallatie zette hij de cd-speler aan. Vivaldi. Hij dronk bier uit de fles en vroeg zich af of hij Loeki eerst nog zou bellen om de afspraak te bevestigen. Het was hoogst onwaarschijnlijk dat ze het vergeten was; maar hij nam toch de telefoon en drukte op een van de geheugentoetsen. Ze was in gesprek. De magnetron liet een schel zoemgeluid horen en hij legde de hoorn weer op de haak.
Spaghetti om zijn vork wikkelend, af en toe een slok bier drinkend, luisterde hij met een half oor naar de muziek. De onrustgevoelens waren verdwenen; het was hem niet duidelijk hoe precies en dat was op zich verontrustend. Hij had nog nooit zoiets meegemaakt. Misschien had hij tijdens de borrel iets verkeerds gegeten? Een kleine voedselvergiftiging ten gevolge van de talloze hapjes die waren aangeboden en waarvan hij er enkele gedachteloos had aangenomen… Hij had niet meer gedronken dan anders. Misschien was het ook de drukte in de tram, hoewel hij daaraan gewend was. Hij was uitgestapt, onmiddellijk; misschien had hij moeten blijven zitten en was de paniek dan vanzelf verdwenen. Of kwam het toch door de aankondiging van zijn detachering bij AIA-SOFT, een detachering die even onverwacht als raadselachtig was? Hij hield niet van verrassingen; en zeker niet als het Roodenburg was die ze aankondigde. Ongetwijfeld had Roodenburg het opzettelijk gedaan: de prikkelende suggestie van de verhulde aankondiging. Roodenburg was in zekere zin iemand als hijzelf; des te beter doorzag hij hem. Het moest hem duidelijk zijn dat dergelijke verrassingen door zijn werknemers niet gewaardeerd zouden worden. Het was normaal dat detacheringen al maanden van tevoren bekend waren. Geïrriteerd stond hij op en zette het half leeggegeten bord spaghetti op het aanrecht. Hij zette koffie en probeerde opnieuw Loeki te bellen; maar het nummer was nog altijd in gesprek. Hij zou het vanavond aan haar vertellen: op die manier kwam hij tegemoet aan haar herhaalde verzoek eens wat persoonlijker te worden in zijn gesprekken. Een typisch vrouwelijke benadering.
Nadat hij haastig zijn koffie had opgedronken besloot hij te vertrekken: hij zou vast alleen wat drinken aan de bar van het Grand-café; Loeki zou de afspraak niet vergeten zijn en de stilte op zijn kamer, benadrukt door de muziek, benauwde hem.
Dankaart beschouwde zichzelf als een tamelijk ongecompliceerde persoonlijkheid – wat een positief oordeel inhield. Hij had altijd duidelijke plannen gemaakt wat betreft de te realiseren doelen in zijn bestaan, de zaken die hij wilde bereiken, de manier waarop hij wilde leven; en in grote lijnen was alles altijd gelukt. Niets ergerde hem meer dan de subtiele en genuanceerde emotionele problemen waar Loeki zo graag over uitweidde: ze schenen hem gezocht en zinloos toe. Soms voelde hij zich op een verraderlijke manier in conversatievalstrikken gelokt. Je maakte een plan en handelde daar naar. Natuurlijk bestonden er emotionele behoeften: die waren een gegeven, net als de feitelijke alledaagse realiteit waarmee je onophoudelijk in aanraking kwam. Je accepteerde dat en maakte er gebruik van; of je probeerde tenminste de gevoelens in zekere banen te leiden. Emoties…Voor zover geen lastig en min of meer rudimentair verschijnsel, probeerde je ze te gebruiken als energiebron; een vervoermiddel om de plaats van bestemming te bereiken, een span wilde paarden dat je in toom moest houden. Hij was een rationeel persoon, iemand voor wie het intellect fundamenteel en primair was.
Hij kwam binnen in een nagenoeg lege bar en zocht een plaatsje aan een tafeltje voor het raam. Bij de barman die kwam aandrentelen bestelde hij een koffie, bedacht zich toen en verzocht om een glas bier. Koffie… had de cafeïne daarin geen stimulerend effect dat kon leiden tot hartkloppingen? Hij schoof onrustig met zijn voeten heen en weer en probeerde zichzelf te dwingen na te denken over wat er gebeurd was. Was de paniek die hem overvallen had een extreme vorm van angst? Of was het toch iets zuiver lichamelijks geweest? Hij moest erkennen dat hij de controle totaal verloren was: hij was te vroeg uitgestapt, zijn hart klopte te snel, hij transpireerde en haalde te snel adem. Het was onaangenaam, buitengewoon onaangenaam, dat hij de controle over zichzelf verloren was. Hoe kan dat zomaar gebeuren? Hij probeerde na te gaan waaraan hij had zitten denken op het moment dat het hem overvallen had. Hij had zich voorgesteld hoe hij met Loeki de avond zou doorbrengen, zoveel wist hij nog. Dat kon geen reden zijn geweest voor angst: het was een bekend iets, een tamelijk voorspelbare reeks gebeurtenissen waarop hij zich meestal verheugde. Had hij aan de detachering zitten denken? Hij meende van niet; zodra Roodenburg het hem verteld had, was hij weliswaar onaangenaam getroffen geweest maar hij had het onmiddellijk van zich af gezet en besloten in het weekeinde zijn papieren door te nemen om maandagochtend met enige gerichte kritische vragen te komen. Was het mogelijk dat hij daar onbewust mee bezig was geweest? Dat was geen denken, dat was dan een soort stemming, iets wat ergens vaag rondzweefde, op de achtergrond,- kon zoiets invloed uitoefenen? Hij geloofde er niet in. Emoties waren een reactie op gebeurtenissen of gedachten; en er was niets gebeurd en hij had nergens aan zitten denken. Wat was nu onbewust? Een fictief model van verouderde psychologen – niet iets dat werkelijk bestond. Hij nam een slok bier en maakte een onwillekeurig beweging met zijn schouders. Hij keek op zijn horloge. Het was kwart over acht.
De deur ging open en er kwam een groepje mensen binnen, lawaaiig, met veel gelach en gepraat. Ze namen plaats aan de tafel naast hem; er werd met stoelen geschoven, er werd geroepen om bier en een vrouw trok de stoel naast hem weg, zonder hem aan te kijken. Hij ergerde zich en besloot dat het tijd was om te vertrekken. Hij dronk zijn glas leeg en verliet het café. Misschien was Loeki er al. Hij wandelde langzaam langs de gracht en probeerde aan niets te denken.